- uiterlijk
- uiterlijk1{{/term}}〈het〉1 [voorkomen] apparence 〈v.〉2 [schijn] apparence(s)♦voorbeelden:1 hij heeft zijn uiterlijk niet mee • il est desservi par son physiquedoor zijn uiterlijk imponeren • avoir de la prestanceiemand op zijn uiterlijk beoordelen • juger qn. sur sa minehij is knap van uiterlijk • il est bien (fait) de sa personne2 dat is alleen maar voor het uiterlijk • c'est uniquement pour la forme————————uiterlijk2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [uitwendig] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 extérieur; 〈bijwoord〉 apparemment2 [op zijn laatst] 〈bijwoord〉 au plus tard♦voorbeelden:1 de uiterlijke gedaante van iets • l'aspect extérieur de qc.op de uiterlijke schijn afgaan • juger sur les apparencesuiterlijk scheen hij kalm • il donnait l'impression d'être calmezij is alleen uiterlijk vroom • sa piété n'est qu'une façade2 uiterlijk (op) 1 november • le 1er novembre au plus tard
Deens-Russisch woordenboek. 2015.